Nederlands

 
de Zeelandbrug was tot 1993 een tolbrug
Uitspraak
Woordafbreking
  • tol·brug
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tolbrug tolbruggen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tolbrugv / m

  1. een brug waarbij men geld moet betalen om ze te mogen gebruiken
    • „Vanaf de achterbank hoorde ik vreemde geluiden. Ik keek en zag dat een van de vrouwen iets onder haar kleding had verborgen: een pasgeboren baby. Toen besloot ik ze helemaal naar Kopenhagen te brengen. Ja, en daar zag ik weer verkeersborden met Zweden erop – voor Malmö hoef je alleen een tolbrug over. Dus ben ik maar met ze doorgereden.”[1] 
    • Maar iets verder wint de charme het weer: de tolbrug bij Eynsham, een van de nog twee private bruggen in Engeland. Voetgangers mogen gratis oversteken, met een auto kost het je 5 pence (7 eurocent). Volgens de gemeente rijden er 10.000 auto’s per dag over de brug – een aardig inkomen voor de eigenaar, die daar geen belasting over hoeft te betalen.[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Eppo König 5 september 2016
  2. NRC Titia Ketelaar 20 augustus 2015
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be