• toe·gangs·pas
enkelvoud meervoud
naamwoord toegangspas toegangspassen
verkleinwoord toegangspasje toegangspasjes

de toegangspasm

  1. bewijs waarmee men kan aangeven dat men gerechtigd is om ergens binnen te gaan
     De Veldhovenaar kreeg toegang tot het militaire terrein door een toegangspas uit een rugzak van een militair te stelen. In de tas zat ook de sleutel van een militaire vrachtauto waarmee hij door een van de afgesloten toegangspoorten reed.[1]
     Hij spoot champagne in de nek van Usain Bolt, speelde met zijn telefoon tijdens de persconferenties en z'n hond Roscoe heeft een eigen toegangspas voor het circuit.[2]
  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Gedwongen opname voor man die legertruck stal” (6 november 2017), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Sport
    “Massa: Hamilton past in het rijtje met Schumacher en Senna” (29 oktober 2017), NOS