toegangskaartje
- toe·gangs·kaart·je
- samenstelling van toegang en kaartje met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toegangskaartje | toegangskaartjes |
verkleinwoord | - | - |
het toegangskaartje o dim. tant.
- kaartje waarmee men toegang krijgt tot iets, toegangsbewijs
het toegangskaartje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord toegangskaart
- Het woord toegangskaartje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.