Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] kaart·je
  • [2] kaar·tje

Zelfstandig naamwoord

het kaartjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kaart
     Zet je vertrekdatum alvast in je agenda en stuur me een kaartje als je onderweg bent, zo kan ik ook een beetje van jouw avontuur meegenieten.[1]

het kaartjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kaar
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be