Baldrian - Tinktur
  • tinc·tuur
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘oplossing in alcohol’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tinctuur tincturen
verkleinwoord

de tinctuurv [3]

  1. oplossing of aftreksel van organische stoffen in een organisch oplosmiddel als alcohol of ether
    • De jenever wordt gemaakt door zeewier, in dit geval Japanse kombu, een maand te laten trekken in graanalcohol en water. Zo ontstaat een tinctuur, die vervolgens samen met een kruidenmengsel wordt toegevoegd aan graanalcohol, de basis voor goede jenever.[4] 
    • Er moeten heel wat mensen zijn geweest die de werking van kruiden, smeerseltjes, tincturen en elixers hebben vastgelegd. Dokters waren dun gezaaid, opgeleide artsen zeldzaam, en kwalen ruim voorradig in een wereld waarin hygiëne nog niet was uitgevonden.[5] 
71 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[6]