thuiswinkelen
- thuis·win·ke·len
- samenstelling van thuis en winkelen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiswinkelen | - |
verkleinwoord | - | - |
thuiswinkelen
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord thuiswinkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.