thuiswacht
- Geluid: thuiswacht (hulp, bestand)
- thuis·wacht
- samenstelling van thuis zn en wacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiswacht | thuiswachten |
verkleinwoord |
- iemand die thuis moet blijven om op het huis, kinderen en huisdieren moet passen als de bewoners voor langere tijd afwezig zijn
- Personal Affairs werkt met een databestand van ongeveer 75 mensen die ingeschakeld kunnen worden als chef-kok, thuiswacht (65-plussers), visagiste, enzovoort. [1]
- organisatie die op een huis past als de bewoners (voor langere tijd) afwezig zijn
- het aan de beurt zijn op te moeten oppassen
- [1] oppas, babysitter
- Het woord thuiswacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ De Standaard 26/09/2000 door Michel Vandersmissen Huur eens een makelaar in quality time