thuisonderwijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- thuis·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis en onderwijs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisonderwijs | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het thuisonderwijs o
- (onderwijs) onderwijs dat niet in instellingen, maar thuis (met b.v. computers) genoten wordt
- (onderwijs) onderwijsvorm waarbij ouders het onderwijs niet delegeren aan een school maar het zelf ter hand nemen
Synoniemen
- [1] afstandsonderwijs
- [2] huisonderwijs
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord thuisonderwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.