thora
Niet te verwarren met: Thora |
- tho·ra
- Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘Mozaïsche wet’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- van Hebreeuws תּוֹרָה (tora) "wat onderwezen wordt, leer, instructie"[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thora | thora's |
verkleinwoord |
de thora v
- exemplaar van de Thora, het heilige boek van het jodendom
- Om de thora zit een speciaal gemaakt fluwelen 'manteltje'. [3]
- De naam van een heilig boek wordt met een hoofdletter gespeld als het om de tekst gaat, maar met een kleine letter als aanduiding van een exemplaar daarvan.[4]
- Het woord 'thora' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thora" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "thora" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ thora op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Excursie Sjoel Apeldoorn (28 februari 2012) op site: ApeldoornseMonumenten.nl; geraadpleegd 2015-02-26
- ↑ Leidraad officiële spelling regel 16 P (3); geraadpleegd 2015-02-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be