testamentisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  testamentisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tes·ta·men·tisch

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van testament met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	testamentisch	testamentischer
verbogen	testamentische	testamentischere
partitief	testamentisch	testamentischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

testamentisch

1. betreffend of zich bezighoudend met een testament

Hyponiemen

• nieuwtestamentisch, oudtestamentisch

Gangbaarheid

• Het woord testamentisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.