• oud·tes·ta·men·tisch
  • afgeleid van Oude Testament met het achtervoegsel -isch, volgens spellingregels 6.C en 16.S als afleiding geschreven aan elkaar geschreven met een kleine letter
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oudtestamentisch oudtestamentischer
verbogen oudtestamentische oudtestamentischere
partitief oudtestamentisch oudtestamentischers -

oudtestamentisch

  1. uit, zoals in het Oude Testament
    • Dit is het moment voor een oudtestamentische vervloeking. „Je gezang zullen we doen verstommen, zogenaamde Denise Akkermans! Niemand zal de klank van je lieren nog horen. We maken een kale rots van je, een droogplaats voor netten. Fuck you!” [1]