terloops
- ter·loops
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | terloops | terloopser | terloopst |
verbogen | terloopse | terloopsere | terloopste |
partitief | terloops | terloopsers | - |
terloops
- zijdelings, een bijzaak zijnde:
- Die terloopse opmerking was toch best belangrijk.
- ▸ Docent Lagergren vermeldde het terloops bij de eerste les en daarmee was de kous af.[2]
terloops
- onopvallend tussen andere dingen, alsof het er niet toe doet: dit feit wordt terloops vermeld
- Het woord terloops staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terloops" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ terloops op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be