tepelhoedje
- Geluid: tepelhoedje (hulp, bestand)
- te·pel·hoed·je
- samenstelling van tepel en hoedje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tepelhoedje | tepelhoedjes |
verkleinwoord | - | - |
het tepelhoedje o dim. tant. [1]
- hulpstuk bij het zogen
- ?? (voeding) (tweekleppigen) eetbaar schelpdier
- [2] kleefkruid, lappe, paca, paka, schaalhoorn, waterhaas
- Het woord 'tepelhoedje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.