• te·le·foon·gids
enkelvoud meervoud
naamwoord telefoongids telefoongidsen
verkleinwoord - -

de telefoongidsm

  1. (geschiedenis) naamlijst per woonplaats van de aangeslotenen op een telefoonnet met vermelding van hun nummers
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be