• te·ke·na·res
enkelvoud meervoud
naamwoord tekenares tekenaressen
verkleinwoord tekenaresje tekenaresjes

de tekenaresv

  1. (beroep) vrouwelijke tekenaar, vrouw die tekent
     Zoiets was er natuurlijk ook met die tekenares aan de hand. Iemand die geen tentje wil uitgummen, is waarschijnlijk in de jaren zeventig of tachtig naar de academie geweest.[2]
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Nicolien Mizee
    “Vorst en vaderland” (3 augustus 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Taaladviesdienst
    “Vraag en antwoord : Tekenares/tekenaarster”, p. 229 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be