• te·ke·naar·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord tekenaarster tekenaarsters
verkleinwoord - -

de tekenaarsterv

  1. vrouw die een of meer afbeeldingen maakt door lijnen op papier of een andere ondergrond te zetten
     Voor de boekjes deed de uitgever wat hij noemde ‘een klein doelgroep-onderzoekje’: ‘De proeve die de tekenaarster en wij in de gelegenheid waren op kleine peuters te nemen, was verrassend en alleszins bevredigend.’[2]
  • vrouwelijke vorm van tekenaar
  • tekenares (vrouw die beroepsmatig of op hoog artistiek niveau werkt) [3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Margreet van Wijk-Sluyterman
    Van Goor en de investering in het “goede en afwijkende” prentenboek. in:
    Saskia de Bodt e.a. (red.)
    Prentenboeken, ideologie en illustratie, 1890-1950. (2003), Ludion, Amsterdam, ISBN 9076588589, p. 78
  3.   Weblink bron
    Taaladviesdienst
    “Vraag en antwoord : Tekenares/tekenaarster”, p. 229 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren