tegentij
- te·gen·tij
- samenstelling van tegen bw en tij zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegentij | tegentijen |
verkleinwoord |
het tegentij o
- (figuurlijk) moeilijke omstandigheden die de voortgang tegengaan
- ▸ En economisch tegentij is op dit moment helaas een terechte kopzorg van elke krantenjournalist.[1]
- Het woord tegentij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegentij" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Jan van Groesen en Kees Haak“Er is alleen toekomst voor kranten die hun idealen uitdragen” (4 mei 2006), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be