• tech·no·lo·gisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen technologisch technologischer -
verbogen technologische technologischere -
partitief technologisch technologischers -

technologisch

  1. met betrekking tot stelselmatig ontwikkelde kennis over werkwijzen en hulpmiddelen om dingen te produceren
    • Ons leven verandert door de technologische ontwikkeling. 
    • Het groeiend gebrek aan technologisch talent is in Nederland een groot knelpunt, zo staat omschreven in het nieuwste rapport over de bekostiging van hoger onderwijs en onderzoek, dat afgelopen week werd aangeboden aan minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). [1] 
  2. vanuit de kennis hoe en met welke hulpmiddelen iets gemaakt wordt
    • De nieuwe machine was een technologische mislukking omdat hij te snel versleet. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]