Nederlands

  Niet te verwarren met: techno-
Uitspraak
Woordafbreking
  • tech·no
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘elektronische dansmuziek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1988 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord techno -
verkleinwoord technootje technootjes

Zelfstandig naamwoord

de technom

  1. (muziek) een elektronische muziekstijl die het levenslicht zag in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, maar zich met name in de jaren 80 in ontwikkelde in onder andere Detroit en Frankfurt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen