tapdans
- Geluid: tapdans (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtɛbdɑns / (2 lettergrepen), / ˈtɑbdɑns / (2 lettergrepen)
- tap·dans
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘een dans’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- samenstelling van het Engelse tap (tik) en dans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tapdans | tapdansen |
verkleinwoord | tapdansje | tapdansjes |
de tapdans m
- (dans) dans waarbij ritmische klanken worden gemaakt door tikken op de grond met metalen plaatjes onder de schoenzolen, bij de hakken en bij de tenen
vervoeging van |
---|
tapdansen |
tapdans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
- Ik tapdans.
- gebiedende wijs van tapdansen
- Tapdans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
- Tapdans je?
- Het woord tapdans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tapdans" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tapdans" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tapdans op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be