1. dans waarbij ritmische klanken worden gemaakt door tikken op de grond met metalen plaatjes onder de schoenzolen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tap·dans
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘een dans’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • samenstelling van het Engelse tap (tik) en dans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tapdans tapdansen
verkleinwoord tapdansje tapdansjes

Zelfstandig naamwoord

de tapdansm

  1. (dans) dans waarbij ritmische klanken worden gemaakt door tikken op de grond met metalen plaatjes onder de schoenzolen, bij de hakken en bij de tenen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
tapdansen

tapdans

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
    • Ik tapdans. 
  2. gebiedende wijs van tapdansen
    • Tapdans! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
    • Tapdans je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen