tandwortel
- Geluid: tandwortel (hulp, bestand)
- tand·wor·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandwortel | tandwortels |
verkleinwoord |
de tandwortel m
- deel van de tand dat in het kaakbot vastzit
- ▸ De 33-jarige coureur, rijdend voor Telenet-Fidea, werd begin januari met ernstige hartklachten opgenomen. Zijn toestand was enige tijd kritiek. Een ontstoken tandwortel zou de problemen hebben veroorzaakt.[2]
- ▸ Het tandheelkundig implantaat wordt pas 
gebruikt sinds begin jaren 80 van de vorige eeuw. Een tandimplantaat is 
een kleine metalen schroef. Deze schroef bestaat uit lichaamsvriendelijk titanium en neemt de functie van de tandwortel over.[3]
1. deel van de tand dat in het kaakbot vastzit
- Het woord tandwortel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Wellens mag training hervatten” (17-02-2012), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Nederlander heeft mond vol schroeven” (12-01-2009), Reformatorisch Dagblad