• ta·len·won·der
enkelvoud meervoud
naamwoord talenwonder talenwonders
verkleinwoord

het talenwondero

  1. iemand die veel talen machtig is
     Sznejo had rechten gestudeerd, kon heel goed tekenen en was een talenwonder: hij sprak Grieks, Italiaans, Frans, Engels, Duits, Spaans, Arabisch en Hebreeuws. Hij leerde Pools.[1]
     Het ministerschap van Buitenlandse Zaken lijkt Timmermans op het lijf geschreven. Hij kan er al zijn talenten als politicus, diplomaat en talenwonder in kwijt.[2]
  1.   Weblink bron “De Romeo en Julia van concentratiekamp Warschau” (04-05-2012,), NOS
  2.   Weblink bron “Timmermans: gedreven netwerker” (03-09-2014), NOS