• ta·fel·wa·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord tafelwater
verkleinwoord

het tafelwatero

  1. (mineraal)water dat men bij een maaltijd drinkt
    • Er is voortreffelijk Catalaans tafelwater (Aniol) en een kleine, maar aardige wijnkaart, waarvan we ieder eigenlijk alleen een glas cava nemen; we moeten immers nog rijden.[2] 
    • En aan het tafelwater wordt gewerkt: wij mengen het te bruisende Perrier met het stille Evian om tafelwater te krijgen.[3]