1. lange wijde mantel
tabberd van Nassau, Rijksmuseum Amsterdam
  • tab·berd
enkelvoud meervoud
naamwoord tabberd tabberds, tabberden
verkleinwoord - -

de tabberdm

  1. lange wijde mantel
    • Sinterklaas, goedheilig man, trek je beste tabberd an. 
     0, wat was die wind koud! Sint stond te rillen in zijn witte tabberd.[3]
81 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[4]