Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·the·si·zer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘elektronisch muziekinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1957 [1]
  • afgeleid van het Engelse ww. synthesize ‘samenstellen, tot een complex geheel maken’ [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord synthesizer synthesizers
verkleinwoord synthesizertje synthesizertjes

Zelfstandig naamwoord

de synthesizerm

  1. (muziek) muziekinstrument waarmee d.m.v. toetsen, programma's digitale klanken worden voortgebracht
  2. (elektronica) apparaat waarmee diverse signalen kunnen worden samengesteld
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen