Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·co·pisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen syncopisch syncopischer
verbogen syncopische syncopischere
partitief syncopisch syncopischers -

Bijvoeglijk naamwoord

syncopisch

  1. (muziek) met betrekking tot een syncope (verlegging van de maataccenten)

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be