• sym·fo·nie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelstemmig muziekstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • met het voorvoegsel syn- en met het achtervoegsel -fonie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord symfonie symfonieën
verkleinwoord symfonietje symfonietjes

de symfoniev [3]

  1. (muziek) meestal vierdelig, veelstemmig muziekstuk voor vol orkest zonder solist
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]