• su·per·vi·sant
  • van superviseren met het achtervoegsel -ant; in afwijking van het Frans wordt de uitgang -ant hier niet gebruikt om de handelende persoon aan te duiden, maar de persoon die de handeling ondergaat
enkelvoud meervoud
naamwoord supervisant supervisanten
verkleinwoord supervisantje supervisantjes

de supervisantm

  1. iemand die begeleiding krijgt van een meer deskundige (supervisor)
    • Tegelijkertijd verwacht hij, dat de supervisant iets minder dan een dag per week kwijt is aan zaken als het schrijven van verslagen, het reizen naar en het praten met zijn supervisor. [1]