superponeren
- Geluid: superponeren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌsypərpoˈnerə(n) / (5 lettergrepen)
- su·per·po·ne·ren
superponeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
superponeren |
superponeerde |
gesuperponeerd |
zwak -d | volledig |
- overgankelijk aan iets toevoegen zonder dat een van beide onderdelen verloren gaat
- (natuurkunde) (techniek) bij elkaar voegen van twee of meer gelijksoortige natuurkundige grootheden
- (geologie) afzetten van sediment op ouder sediment
- samenvallen, gelijk zijn aan
- (communicatie) een signaal op een draaggolf plaatsen (telecommunicatie)
- (muziek) een muziekstuk in een hogere toonsoort plaatsen
- [1] samenvoegen
- Het woord superponeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- [1.1] Superpositie (natuurkunde)
- [1.2] Wet van superpositie (geologie)