suis
- suis
vervoeging van |
---|
suizen |
suis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
- Ik suis.
- gebiedende wijs van suizen
- Suis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suizen
- Suis je?
- Het woord suis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- IPA: /sɥi/
vervoeging van |
---|
être |
suis
- eerste persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van être
- «Je suis content.»
- Ik ben tevreden.
- «Je suis content.»
vervoeging van |
---|
suivre |
suis
- eerste en tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van suivre
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van suivre
suīs