suffragaanbisschop
- suf·fra·gaan·bis·schop
- samenstelling van suffragaan zn en bisschop zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suffragaanbisschop | suffragaanbisschoppen |
verkleinwoord |
de suffragaanbisschop m
- (religie) Bisschop die een bisdom bestuurt dat onderdeel is van een kerkprovincie
- ▸ Van de consistorie, van de senaat, van de universiteit, van het weeshuis, de suffragaanbisschop heeft iemand gestuurd.[2]
- Het woord suffragaanbisschop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1