suffragaanbisschop

  • suf·fra·gaan·bis·schop
enkelvoud meervoud
naamwoord suffragaanbisschop suffragaanbisschoppen
verkleinwoord

de suffragaanbisschopm

  1. (religie) Bisschop die een bisdom bestuurt dat onderdeel is van een kerkprovincie
     Van de consistorie, van de senaat, van de universiteit, van het weeshuis, de suffragaanbisschop heeft iemand gestuurd.[2]