suède
- su·è·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fijn leer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1921 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suède | - |
verkleinwoord | - | - |
- fijn leer dat wordt gebruikt wordt voor laarzen, handtassen en kleding
- In de modeshow worden grove materialen zoals leer, suède, vilt, corduroy en tweed gebruikt.
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | suède |
suède
- gemaakt van suède
- Ik heb een mooi suède jasje gekocht.
- Het woord suède staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "suède" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "suède" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be