• stuip·trek·kend
vervoeging van: stuiptrekken
verbogen vorm: stuiptrekkende

stuiptrekkend

  1. onvoltooid deelwoord van stuiptrekken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stuiptrekkend stuiptrekkender stuiptrekkendst
verbogen stuiptrekkende stuiptrekkendere stuiptrekkendste
partitief stuiptrekkends stuiptrekkenders -

stuiptrekkend

  1. een epileptische aanval hebbend
  2. bezig met te sterven of ten onder te gaan
    • Hij beschreef 'stuiptrekkende lichamen' en slachtoffers met schuim op de mond. Dit was allemaal te zien op video's die op het internet werden geplaatst. [1] 
    • Ik had dus last van tenenkrommende, tenenkrullende plaatsvervangende schaamte en besefte ineens wat voor goed mens ik was. Niet zo goed natuurlijk als Joost de Vries, de nieuwe Harry Mulisch, die in de op sterven na dode The Guardian het stuiptrekkende Engelse volk even uitlegt hoe racistisch de Nederlander is. [2] 


  1. Tubantia Sacha Kester 31-08-13 Wat zijn de bewijzen dat Syrië achter de aanval zat?
  2. HP de Tijd 16/11 | 2018 Arthur van Amerongen Intersectioneel racisme in Rotjeknor