stuiptrekken
- stuip·trek·ken
- samenstelling van stuip en trekken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stuiptrekken |
stuiptrekte |
gestuiptrekt |
zwak -t | volledig |
stuiptrekken
- .inergatief onwillekeurige bewegingen maken bij een toeval
- Hij lag nog steeds op de grond, maar stuiptrekte en gilde niet meer zoals eerst.
- Het woord stuiptrekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.