• stu·die·hoofd
enkelvoud meervoud
naamwoord studiehoofd studiehoofden
verkleinwoord

het studiehoofdo

  1. alle eigenschappen (zoals intelligentie, doorzettingsvermogen en concentratievermogen) die nodig zijn om goed te kunnen leren
     Hij is niet in staat zijn tentamens te halen, wat komt doordat hij, vriendelijk uitgedrukt, mist wat vroeger een studiehoofd werd genoemd.[2]
  2. iemand die heel goed kan studeren


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535