• stubb
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden stubb en åker
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stubb     stubben     stubbar     stubbarna  
genitief   stubbs     stubbens     stubbars     stubbarnas  

stubb, g

  1. (landbouw) korenstoppel, stoppel
  2. kort haar (bijv. bij een stoppelbaard)
  3. (informatica) een onvoltooid stukje programmeercode
  4. (kleding), (geschiedenis) een dik onderkleed, een dikke onderrok
  5. gebruikt in de Zweedse uitdrukking: rubb och stubb
  • [5]: rubb och stubb (alltihop)
alles