struif
- struif
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | struif | struiven |
verkleinwoord |
- de vloeibare inhoud van eieren, eierstruif
- met behulp van dit product vervaardigde omelet of pannenkoek
- Het woord struif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "struif" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "struif" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ struif op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be