• tor·til·la
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘gerecht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
  • van Mexicaans Spaans tortilla [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tortilla tortilla's
verkleinwoord - -

de tortillav

  1. (voeding) pannenkoek van maismeel, afkomstig uit de Mexicaanse keuken
    • Want over Mexico krijgen we alleen de courante toeristische clichés te horen: er zijn in de dorpen geen schotten tussen de WC's; je moet je eten op een tortilla scheppen; er is een Mexicaan met een snor en een mond vol rotte tanden, een andere hangt met zijn neus in zijn bord en slurpt het leeg; een meisje van veertien is al volwassen; Mexicanen zijn arm maar trots, want ze hebben indianenbloed; de meisjes schrobben de was in de rivier; er zijn kleurrijke papegaaien; na de maaltijd kan je siësten in een hangmat enzovoort. [3]
    • Plotseling kwam hij terug, en zeide : »Gij zult misschien van nacht honger krijgen. Hier hebt gij iets te eten!" en met deze woorden legde hij een mijner Sinaasappelen en een dozijn tortilla's naast mij in het gras. [4]
  2. (voeding) een gerecht uit de Spaanse keuken zijnde een dikke omelet van ei, aardappels en olijfolie
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
tortilla tortillas

tortilla v

  1. (voeding) omelet
  2. (voeding) (Mexico) tortilla