stropop
- stro·pop
- samenstelling van stro en pop [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stropop | stropoppen |
verkleinwoord | stropoppetje | stropoppetjes |
- van stro gemaakte pop (b.v. gebruikt als vogelverschrikker)
- persoon die niet voor zichzelf, maar als werktuig voor een ander handelt, stroman
- persoon zonder eigen wil of mening
- samengepakt bosje stro, dat tussen dakpannen wordt gelegd
- Het woord stropop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stropop" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ stropop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be