strohut
- stro·hut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strohut | strohutten |
verkleinwoord | strohutje | strohutjes |
- een (tijdelijk, armoedig) optrekje waar stro als een van de bouwmaterialen is gebruikt
- Voor de kinderen is er van alles en nog wat te doen: spelen in de strohut of de speeltuin, hutten bouwen in het bos, mee op de trekker, ponyrijden, helpen in de moestuin, aardappels rooien op het land of pannenkoeken bakken.[2]
- De vloedgolf die op de aardbeving volgde, zou vooral de strohutten in de buurt van het strand vernield hebben.[3]
1.
- Het woord strohut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strohut" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Newsroom Enschede - Julia Henkel 09-04-18 Toerist in Nederland is dol op Buurse en zijn omgeving
- ↑ de Standaard 02/04/2007 door llc, mcu Al vijftien doden na vloedgolf op Salomonseilanden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be