Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strik·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strikvraag strikvragen
verkleinwoord strikvraagje strikvraagjes

Zelfstandig naamwoord

de strikvraagv / m

  1. een vraag die bedoeld is om een verkeerd antwoord uit te lokken
    • "Was de Franse revolutie in de 19de of in de 20ste eeuw?" is een strikvraag. 
    • Navrant is de test met de leugendetector waaraan Kittel op verzoek van Sport Bild zich onderwierp nadat hij een paar jaar geleden als onklopbaar sprintkanon de podia had bestegen. Een hele reeks vragen, inclusief strikvragen, werden op hem afgevuurd. Uiteraard ging het om dat ene prangende antwoord op de vraag: waren de dijen puur natuur of zat er toch een addertje onder het gras? [3] 
    • Als een elfje op mijn kale schedel neerstreek, met een toverstokje in mijn oren prikte en vroeg: 'Bram van Wolferen, wens je geluk of ongeluk?', dan zou ik een week bedenktijd vragen. Het was waarschijnlijk een strikvraag.[4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. strikvraag op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Peter Winnen 11 mei 2016
  4. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 7
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be