Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strij·dend

Werkwoord

vervoeging van: strijden
verbogen vorm: strijdende

strijdend

  1. onvoltooid deelwoord van strijden
stellend
onverbogen strijdend
verbogen strijdende
partitief strijdends

Bijvoeglijk naamwoord

strijdend

  1. gevecht voerend
    • De VN probeert de strijdende partijen alsnog aan tafel te krijgen. [1] 
    • Tot waaiervorming kwam het echter nooit. In de slotfase werd de moedig strijdende kopgroep ingerekend en zo werd het inderdaad een koninklijke sprint in Nîmes. [2] 
    • Bertens had op het eind wel liefst acht matchpoints nodig om de partij af te maken tegen de dapper strijdende Badosa, die vrijdag nog in twee sets (6-1, 6-2) won van Arantxa Rus. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen