Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strek
enkelvoud meervoud
naamwoord strek strekken
verkleinwoord strekje strekjes

Zelfstandig naamwoord

strek m

  1. (bouwkunde) de lange kant van een baksteen
Antoniemen
Anagrammen

Werkwoord

vervoeging van
strekken

strek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strekken
    • Ik strek. 
  2. gebiedende wijs van strekken
    • Strek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strekken
    • Strek je? 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be