Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strek
enkelvoud meervoud
naamwoord strek strekken
verkleinwoord strekje strekjes

Zelfstandig naamwoord

de strekm

  1. (bouwkunde) de lange kant van een baksteen
Antoniemen
Anagrammen

Werkwoord

vervoeging van
strekken

strek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strekken
    • Ik strek. 
  2. gebiedende wijs van strekken
    • Strek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van strekken
    • Strek je? 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be