• straf·worp
enkelvoud meervoud
naamwoord strafworp strafworpen
verkleinwoord

de strafworpm

  1. (sport) een vrije worp op korte afstand van het doel als straf voor een gepleegde overtreding aan de tegenstander gegeven
    • Kwik kwam al in de eerste aanval tot scoren via een strafworp en de toon was gezet. Beide teams hielden elkaar in bedwang en zo stond het 3-3 na een goede 10 minuten wedstrijd.[3] 
    • ZPB uit Barendrecht kon alleen in de openingsperiode nog een beetje weerstand bieden. Maar ook daarin nam Het Ravijn al het voortouw: 3-1. In het vervolg scoorde de thuisploeg veel strafworpen en vanaf de midvoorpositie. Lieke Klaassen nam het voortouw met vier doelpunten, maar ook vijf andere speelsters wisten het net te vinden.[4] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]