stoomcarrousel
  • stoom·car·rou·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord stoomcarrousel stoomcarrousels
verkleinwoord

de stoomcarrouselm [1]

  1. draaimolen die wordt voortbewogen door stoomkracht
     Weggegaan zag Jakob voor het gat van de Groote Houtstraat een pruik roode kinderluchtballonnetjes deinen op en neêr in het licht van de Stoomcarrousel, boven hoofd en schouders van een stevige mamsel en dat gezicht had hem zonderling opgevroolijkt.[2]
     De Nederlandse tak van Peta doet specifiek een oproep aan Efteling, waar onder andere een grote, klassieke stoomcarrousel met paarden en varkens staat. “De Efteling heeft een voorbeeldfunctie en een enorme invloed op andere pretparken. Als het alleen al aangeeft dat te overwegen of erover na te denken, dan brengen we een belangrijke discussie op gang”, zegt Janneke Hogervorst namens Peta aan Algemeen Dagblad.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
  3.   Weblink bron “Peta wil af van dieren op draaimolens, zelfs die van plastic” (Vrijdag 9 februari 2024 om 13:00), De Standaard