Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stom·toe·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stomtoevallig stomtoevalliger stomtoevalligst
verbogen stomtoevallige stomtoevalligere stomtoevalligste
partitief stomtoevalligs stomtoevalligers -

Bijvoeglijk naamwoord

stomtoevallig

  1. heel toevallig, zo toevallig dat het niet is gebeurd door slim handelen
    • We hebben elkaar stomtoevallig gisteren nog op het station ontmoet. 
     Stomtoevallig’ kwamen beide Sanderink-ondernemingen enkele weken geleden tegelijkertijd op het idee om hun claims zeker te stellen. Dat deden ze door gezamenlijk beslag te leggen op 1,96 miljoen euro die Gerard Sanderink nog aan zijn ex moet betalen, vanwege dwangsommen uit eerdere rechtszaken.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen