• stoem·pen

stoempen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stoempen
stoempte
gestoempt
zwak -t volledig
  1. (sport) louter op kracht sporten
    • Afzien hoort bij duursport. Niet nadenken, maar gewoon stoempen geldt voor velen. Bij de Adventure IQ Race wordt er naast fysiek ook mentaal veel verlangd van de deelnemers. Zes uur lang worden lichaam en geest op de proef gesteld in een prachtig decor. [2] 
  2. (wielrennen) niet sierlijk maar stampend wielrennen zonder enige souplesse
    • "Eigenlijk moet hij gewoon de hele dag bergop stoempen. Vandaag weet ik niet wat hij had. Hij had gisteren wel aan tafel gezegd dat de eerste 10 kilometer belangrijk waren en dat we daar vol moesten rijden", aldus Tankink. [3] 
    • En dus train ik mee met de mannen die zich op de racefiets onsterfelijk wanen. Die geinen, stoempen en hun neus ledigen door keihard het snot er uit te snuiten, zonder zakdoek. [4] 

de stoempenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stoemp