• stod
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord stóð
Naar frequentie 706

stod

  1. verleden tijd van stande

stod

  1. verleden tijd van stå
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stod     stoddet     stod     stoddene  
genitief   stods     stoddets     stods     stoddenes  

stod, o

  1. kudde van paarden, vooral merries gedekt door dezelfde hengst

stod, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van stod


  • stod
Naar frequentie 1978

stod

  1. verleden tijd van stå

sto


  • stod

stod

  1. verleden tijd van stå


  • stod
Naar frequentie 804

stod

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stå

stod

  1. (kunst) beeld, standbeeld