Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stijg·buis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stijgbuis stijgbuizen
verkleinwoord stijgbuisje stijgbuisjes

Zelfstandig naamwoord

de stijgbuisv / m

  1. buis waardoor een vloeistof of een gas naar een hoger gelegen plaats gaat
     De steigerpijp uit het gerucht blijkt een stijgbuis te zijn, die op de wagon zelf zit. Dat de pakking lekt -zoals een volgend gerucht gaat- moet eigenlijk niet kunnen, zegt Holdert, omdat elke wagon iedere vier tot zes jaar totaal wordt gereviseerd en tussendoor grondige controles ondergaat.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Niek Sterk
    “Lekkende wagon knevelt acht uur lang de keistad” (21-08-2002), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be