Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sterf·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sterfdatum sterfdatums
sterfdata
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sterfdatumm

  1. dag van de kalender waarop iemand is doodgegaan
     Zijn moeders sterfdatum hebben ze wel gevonden. Haar vaders ogen werden troebel bij het zien van het bericht op haar laptop. Hij was nog geen drie toen zijn moeder overleed. Te jong voor herinneringen en toch had hij gekeken alsof hij wist wat hij zijn hele leven had moeten missen.[1]
     Met het monument worden de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust herdacht die nooit een graf hebben gekregen. Het werk bestaat uit verschillende muren waarop de namen komen te staan van 102.000 vermoorde Joden en 220 Sinti en Roma, met geboorte- en sterfdatum.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Amsterdams Namenmonument Holocaust wordt in september geopend” (31-01-2021), NOS